Wanneer is sprake van een richtprijs en op welke manier voldoet een aannemer aan zijn waarschuwingsplicht ex artikel 7:755 BW (meerwerk)?
Het is meer regel dan uitzondering dat contractspartijen bij aanneming van werk nogal eens verdeeld raken over de uitleg van de overeenkomst. Zo ook in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11595.
In deze zaak bestaat tussen partijen een verschil van mening over de overeengekomen prijs voor de door de aannemer verrichte werkzaamheden.
Opdrachtgever is van mening dat partijen een richtprijs zijn overeengekomen, terwijl de aannemer van mening is dat partijen afspraken hebben gemaakt op basis van regie: de werkelijke kosten.
Zoals gebruikelijk kijkt de rechter -om te kunnen vaststellen wat partijen zijn overeengekomen- naar de toepasselijke vaste rechtspraak in dit verband ( zo ook HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158) en derhalve naar de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de tekst in de overeenkomst mochten toekennen.
Hierbij speelt mee welke (rechts)kennis van de betrokken partijen mag worden verwacht.
In deze zaak komt de rechter tot de conclusie dat sprake is van een richtprijs.
Een richtprijs mag op grond van artikel 7:752 lid 2 BW in beginsel met maximaal 10% worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever tijdig voor de overschrijding heeft gewaarschuwd. Hetgeen ziet op meerwerk.
Nu echter tussen partijen vast is komen te staan dat geen sprake is van meerwerk, maar meerkosten van de reeds opgedragen werkzaamheden, kan dit opdrachtgever niet baten. De rechtbank meent dan ook dat de tenzij-bepaling van artikel 7:752 lid 2 BW in dit geval toepassing mist.
In casu is ook in geschil of prijsverhogingen door aannemer kunnen worden doorgevoerd. Artikel 7:755 BW bepaalt in dit verband dat de aannemer in dergelijke gevallen slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak.
Vraag die daarbij opkomt is of dan ook door de aannemer inzicht moet worden gegeven in de omvang van de prijsverhoging. Voor dit laatste pleit procureur-generaal mr. S.D. Lindenbergh in zijn conclusie van 17 december 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:1254).
Op dit moment heeft de Hoge Raad zich hier echter nog niet over uitgelaten. Wij houden de rechtspraak in dit verband in de gaten!
Wilt u meer weten over dit onderwerp of eens vrijblijvend van gedachten wisselen?? Ons team van procesrecht en vastgoedrecht advocaten is daartoe graag bereid. U kunt contact opnemen via e-mail: d.vanzanten@valegis.com of nummer: 0658987775.