Skip to main content

Concurrentiebedingen in franchiseovereenkomsten zijn cruciaal voor de bescherming van de belangen van de franchisegever, maar ze moeten aan strikte wettelijke vereisten voldoen om geldig te zijn. Onzorgvuldige formuleringen kunnen leiden tot juridische complicaties. In dit artikel bespreken we de vereisten waaraan een concurrentiebeding moet voldoen en wordt aan de hand van een uitspraak van de rechtbank Limburg geïllustreerd hoe dit mis kan gaan.

Om een franchisenemer aan een concurrentiebeding te houden, moet dit beding aan vijf vereisten voldoen:

  1. Het concurrentiebeding moet schriftelijk zijn vastgelegd;
  2. Het beding mag uitsluitend betrekking hebben op goederen en diensten die concurreren met de goederen en diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft;
  3. Het beding is onmisbaar om de knowhow van de franchisegever te beschermen;
  4. Het beding duurt maximaal één jaar;
  5. Het beding is beperkt tot het geografische territorium waar de franchisenemer actief is.

In een uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2023:4677) bleek dat het concurrentiebeding waarop de franchisegever een beroep deed niet voldeed aan deze vereisten. De franchisegever stelde dat er een zwaarwichtig belang was voor de beperking. Dit was volgens de rechtbank echter minder vergaand dan de eis dat de beperking onmisbaar moet zijn. Bovendien was de geografische reikwijdte onbepaald, waardoor niet kon worden vastgesteld of het concurrentiebeding beperkt was tot het gebied waar de franchisenemer werkzaam was. Omdat niet aan de wettelijke vereisten voor een concurrentiebeding werd voldaan, werd het beding nietig geacht.

Overigens merkte de rechtbank Limburg op dat, zelfs als het concurrentiebeding niet nietig zou zijn, de franchisegever niet voldoende had aangetoond dat het beding was geschonden. De rechtbank stelde vast dat de franchisegever de franchisenemer niet had aangesproken, wat de toewijzing van een boete in de weg stond. Daarnaast hield de rechter rekening met het feit dat de franchisegever pas na een aanzienlijke tijd de verbeurde boetes inriep. Als reden hiervoor gaf de franchisegever aan dat zij altijd pas na het beëindigen van de franchiseovereenkomst evalueerde wat er over en weer nog te vorderen was. Dit bracht de franchisenemers echter in een lastige positie en de rechtbank oordeelde dat franchisegever hiermee in strijd met de zorgplicht handelde die voortvloeit uit goed franchisegeverschap.

Kortom, een concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst moet aan strikte wettelijke vereisten voldoen om geldig te zijn. De uitspraak van de rechtbank Limburg illustreert dat tekortkomingen in de formulering van het concurrentiebeding, zoals onvoldoende belang en onduidelijke geografische reikwijdte, een franchisegever duur kunnen komen te staan. Het gevolg is immers in beginsel nietigheid van het concurrentiebeding. Bovendien benadrukt de uitspraak het belang van de zorgplicht van de franchisegever tegenover de franchisenemer, waarbij tijdig en transparant handelen essentieel is. Om juridische uitdagingen te vermijden, moeten franchisegevers er dus voor zorgen dat hun concurrentiebedingen zorgvuldig zijn geformuleerd en goed onderbouwd.

Heeft u verdere vragen over concurrentiebedingen? Of heeft u andere vragen met betrekking tot franchise? Neemt u dan gerust contact op met de advocaten van het franchiseteam van Valegis Advocaten.