In onze digitale wereld, waar communicatie via apps en elektronische middelen de norm is, moet u zich bewust zijn van de juridische impact van geschreven woorden. In dit artikel belicht de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:3152), waarbij app-communicatie een cruciale rol speelde.
Het geschil
Op 20 maart 2021 ondertekenden beide partijen een schuldbekentenis waarin een schuld van €17.000 werd vastgelegd. Deze schuld was verdeeld in twee delen: €9.000 voor ‘Schuld 1’ en €8.000 voor ‘Schuld 2’. De schuld moest in maandelijkse termijnen van €250 worden terugbetaald, zonder rente. De overeenkomst bevatte tevens voorwaarden voor onmiddellijke opeisbaarheid in verschillende situaties.
Van april 2021 tot en met december 2021 betaalde de verweerster negen keer €250 aan de eiser. Echter, vanaf januari 2022 staakte de verweerster haar maandelijkse betalingen, wat tot de rechtszaak leidde.
De vordering en het verweer
De eiser vroeg om betaling van het resterende bedrag van €10.750, plus wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 en buitengerechtelijke kosten. Zijn standpunt was dat de verweerster niet langer voldeed aan de overeengekomen betalingsverplichting, waardoor de gehele schuld onmiddellijk opeisbaar was geworden.
De verweerster betwistte de vordering en beweerde dat de eiser op 30 april 2021 het resterende bedrag van €10.750 had kwijtgescholden. Ze verwees naar een geluidsopname en een app-bericht waarin de eiser verklaarde dat hij het geld niet hoefde en dat zij zich moest richten op haar bedrijf.
De beoordeling
Het geschil draait om de vraag of de eiser daadwerkelijk afstand heeft gedaan van zijn vorderingsrecht, zoals de verweerster beweerde. Artikel 6:160 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een verbintenis kan verdwijnen door een overeenkomst waarbij de schuldeiser afstand doet van zijn vorderingsrecht.
De verweerster ondersteunde haar standpunt met bewijsstukken, zoals een geluidsopname van een gesprek waarin de eiser verklaarde dat hij haar schuld wilde kwijtschelden en een app-bericht waarin hij aangaf dat ze het geld niet hoefde terug te betalen. Ondanks dat dit niet in een ondertekend contract was vastgelegd, oordeelde de kantonrechter dat deze verklaringen als een aanbod tot afstand gelden en dat de verweerster dit aanbod niet onmiddellijk had afgewezen. Als gevolg hiervan is de verbintenis op grond van artikel 6:160 BW tenietgegaan, en werd de vordering van de eiser afgewezen.
Conclusie
Deze rechtszaak benadrukt het belang van voorzichtigheid bij wat u schrijft via apps en andere elektronische communicatiemiddelen. Zelfs informele communicatie kan juridische gevolgen hebben. Het is van cruciaal belang om te begrijpen dat elektronische communicatie als bewijs kan worden gebruikt in juridische geschillen. Daarom is het raadzaam om altijd bewust en voorzichtig te zijn bij het opstellen van berichten, zowel persoonlijk als zakelijk, om ongewenste juridische consequenties te voorkomen. In geval van juridische geschillen is het ook raadzaam om juridisch advies in te winnen om uw rechten en belangen te beschermen. Bij vragen kunt u contact opnemen met Angela Schwegler (a.schwegler@valegis.com).