Skip to main content

De werkgever biedt de werknemer een elektrische auto aan via een leasemaatschappij. De leasemaatschappij installeert op verzoek van de werkgever een laadpaal op het terrein van de werknemer. Maar wie is nu eigenlijk de eigenaar van deze laadpaal: de werknemer, de werkgever, of de leasemaatschappij?

Specifieke afspraken en algemene regels

De eigendom van de laadbox hangt af van de specifieke afspraken die zijn gemaakt. Bijvoorbeeld:

  • Opstalrecht: Hiermee kan worden afgesproken dat de laadbox eigendom blijft van de leasemaatschappij of de werkgever, ondanks dat de laadpaal op het terrein van de werknemer staat.
  • Afkoopregeling: Er kan een regeling zijn waarbij de werknemer de laadbox overneemt van de leasemaatschappij of werkgever.

Er zijn ook nog andere mogelijkheden, zoals bevestiging van de laadbox aan de woning van de werknemer in plaats van plaatsing op de grond. In dat geval gelden andere regels dan voor een staande laadpaal.

Als er geen afspraken zijn gemaakt over de eigendom van de laadbox, valt men terug op de wettelijke regels van horizontale en verticale natrekking. In het navolgende worden twee scenario’s besproken: de staande laadpaal en de hangende laadbox.

De staande laadpaal

Een staande laadpaal die wordt geplaatst op het terrein van de werknemer kwalificeert als een onroerende zaak. Van een onroerende zaak is, kort gezegd, sprake als iets duurzaam met de grond is verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken. Of sprake is van duurzame vereniging met de grond wordt bepaald door het antwoord op de vraag of het gebouw of werk naar zijn aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. In veel gevallen zal een laadpaal worden ingegraven, gefixeerd en verbonden met het elektriciteitsnet.

Om te bepalen of sprake is van een onroerende zaak moet worden nagegaan of de laadpaal naar haar aard en inrichting bedoeld is om duurzaam ter plaatse te blijven. Ondanks dat de laadpaal door bekwame installateurs wel verwijderd zou kunnen worden, wordt dankzij de fixatie met de grond en de aansluiting op het elektriciteitsnet aangenomen dat de laadpaal bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Een woningeigenaar zal ook niet snel de moeite doen om de laadpaal mee te verhuizen naar een nieuwe woning. In het geval er op het terrein van de werknemer een laadpaal is geïnstalleerd, wordt deze in beginsel op grond van artikel 3:3 lid 1 BW in samenhang met artikel 5:20 lid 1, onderdeel e, BW, vanwege verticale natrekking eigendom van de werknemer.

De hangende laadbox

Voor een hangende laadbox gelden zoals gezegd andere regels dan voor een staande laadpaal. Een laadbox die aan de woning van de werknemer wordt bevestigd kwalificeert als een roerende zaak als bedoeld in artikel 3:3 lid 2 BW. Een roerende zaak kan na installatie onroerend worden door:

  • Verticale natrekking: op basis van artikel 3:3 lid 1 BW in samenhang met artikel 5:20, lid 1, onder e, BW;
  • Bestanddeelvorming met een onroerende (hoofd)zaak: op basis van artikel 3:4 BW in samenhang met artikel 5:3 BW.

Omdat de laadbox hangt en niet op het terrein wordt geplaatst is geen sprake van verticale natrekking. Of sprake is van bestanddeelvorming moet worden getoetst aan artikel 3:4 lid 1 en 2 BW.

Op grond van het eerste lid van artikel 3:4 BW is de eerste vraag die moet worden beantwoord of de woning incompleet of onvoltooid is zonder de laadbox. Dit is niet het geval. Een woning zonder laadbox is nog steeds een woning. Zouden bijvoorbeeld de dakpannen van een woning worden gehaald, dan kan worden aangenomen dat de woning niet langer geschikt is als woning, omdat deze dan niet bestemd is tegen weersinvloeden. Daarnaast zijn een woning en een laadbox niet specifiek op elkaar afgestemd, waar dat bij dakpannen en een woning bijvoorbeeld wel het geval is.

Het tweede lid van artikel 3:4 BW bevat de toets of er sprake is van zodanige verbondenheid van de roerende met onroerende zaak dat, in dit voorbeeld, de laadbox onroerend is. Weliswaar is de laadbox vaak vastgeschroefd aan de woning, toch kan de laadbox gemakkelijk zonder enige beschadiging van betekenis worden afgescheiden van de woning. De kosten van de verwijdering wegen bovendien niet op tegen de waarde van beide delen.

Kortom, aangenomen kan worden dat van bestanddeelvorming geen sprake is en dat een laadbox dus geen onroerende zaak is. Afhankelijk van de afspraken die zijn gemaakt met de leasemaatschappij, is ofwel de werkgever ofwel de leasemaatschappij eigenaar van de laadbox en niet de werknemer.

Voorkomen van natrekking

Hoe kan de werkgever of de leasemaatschappij voorkomen dat de werknemer door middel van verticale natrekking eigenaar wordt van een staande laadpaal? De werkgever of de leasemaatschappij kan daarvoor een recht van opstal vestigen op de staande laadpaal. Op die manier wordt een eigendomsrecht gevestigd op de staande laadpaal en wordt de natrekking doorbroken.

Bent u werknemer, werkgever of een leasemaatschappij en heeft u een geschil met betrekking tot een laadbox of bijvoorbeeld een thuisaccu? Of heeft u andere vragen over onroerende of roerende zaken? Neemt u dan gerust contact op met Femke Nuiten.