Skip to main content

In de praktijk kiezen partijen er geregeld voor om in de overeenkomst een mediationclausule op te nemen. Zo’n clausule is bedoeld om ervoor te zorgen dat partijen bij een geschil eerst met elkaar in overleg treden, begeleid door een onafhankelijke derde – de mediator – voordat ze overgaan tot een dure en tijdrovende juridische procedure. Het kan voorkomen dat een van de partijen er geen vertrouwen in heeft dat mediation tot een oplossing van het geschil zal leiden. De vraag die dan rijst, is of partijen verplicht zijn om toch mediation te proberen voordat ze een gerechtelijke procedure kunnen starten, of dat zij deze stap kunnen overslaan.

Recent heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over dit onderwerp. In deze zaak ging het om een overeenkomst tussen twee ondernemingen ten aanzien van de verkoop van aandelen in een dochtervennootschap. De overeenkomst bevatte een clausule die bepaalde dat geschillen eerst via mediation zouden worden opgelost, en dat, indien dit niet tot een oplossing zou leiden, de partijen het geschil aan een arbiter konden voorleggen. Eén van de partijen besloot bij een geschil zich direct te wenden tot een gerechtelijke procedure. De kernvraag in deze zaak was of zo’n afspraak juridisch afdwingbaar is. Wat gebeurt er als een partij zich niet aan de mediationclausule houdt en de wederpartij hiertegen bezwaar maakt? Moet de arbiter of rechter dan de procedure opschorten totdat aan de mediation verplichting is voldaan?

De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de mediationclausule bepalend is. Deze uitleg dient volgens de Haviltex-maatstaf te geschieden. Het gaat daarbij om de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de mediationclausule mochten toekennen, en om wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Wanneer dit leidt tot een uitleg van de mediationclausule dat deze een verplichting tot mediation oplegt en een partij een procedure begint zonder eerst de mediation te beproeven, kan de rechter op verzoek van de wederpartij de procedure opschorten om partijen de gelegenheid te geven alsnog mediation te proberen. Volgens de Hoge Raad is de rechter hiertoe niet verplicht. Zo kan de rechter beslissen dat de behandeling van de zaak niet wordt opgeschort wanneer de zaak daarvoor te spoedeisend is of omdat mediation als zinloos aangemerkt kan worden.

In deze zaak oordeelde het hof dat de clausule zo kon worden uitgelegd dat een arbiter ook benoemd kan worden als van tevoren al duidelijk is dat mediation het conflict niet zal oplossen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij onvoldoende bereidwilligheid van één van de partijen. De mediationclausule beschrijft in dit geval namelijk een resultaat (“zullen oplossen”) en geen inspanningsverplichting (“zullen trachten op te lossen”). De Hoge Raad volgt de uitleg van het hof. Concreet betekent dit dat de beslissing van de arbiter over het geschil in stand blijft, ondanks dat er niet eerst mediation is beproefd.

Kortom, de uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldig opgestelde mediationclausule. De afdwingbaarheid van zo’n clausule hangt sterk af van de precieze formulering en de omstandigheden waarin deze wordt toegepast. Daarom is het cruciaal dat partijen bij het opstellen van een dergelijke clausule goed nadenken over de bewoordingen. Wij adviseren en ondersteunen u graag bij het opstellen van een mediationclausule die goed aansluit bij uw specifieke situatie.