Het komt geregeld voor dat de werkgever in de arbeidsovereenkomst of het bedrijfsreglement een studiekostenbeding met een terugbetalingsregeling heeft opgenomen. In deze blog bespreken we de regels voor zo een studiekostenbeding aan de hand van twee recente uitspraken.
Als eerste is het belangrijk om te weten dat een werkgever zijn werknemers in de gelegenheid moet stellen om scholing die noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn of haar functie te volgen, voor zover dat redelijkerwijs van de werkgever kan worden verwacht. Dit volgt uit artikel 7:611a lid 1 BW.
In 2022 is aan dat artikel een lid 2 toegevoegd, op grond waarvan veel studiekostenbedingen niet meer mogelijk zijn. De werkgever moet de scholing kosteloos aan de werknemer aanbieden als de werknemer verplicht is om de scholing te volgen. Het volgen van de scholing wordt bovendien gezien als arbeidstijd. Een beding dat inhoudt dat scholingskosten met het salaris van de werknemer worden verrekend is nietig. Het is bij dit artikel niet relevant of de studie met goed gevolg is afgerond en ook niet wie het initiatief nam tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
Als er geen sprake is van verplichte scholing, dan is het wel mogelijk om een studiekostenbeding overeen te komen. Een studiekostenbeding is een beding dat regelt dat de werknemer (een deel van) de studiekosten moet terugbetalen als zijn of haar arbeidsovereenkomst binnen een bepaalde tijd eindigt.
Een studiekostenbeding kan als gevolg van artikel 7:611a lid 2 BW alleen nog geldig zijn als de opleiding niet onder het toepassingsbereik van dit artikel valt. Het gaat dan dus om opleidingen die niet noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de functie of om opleidingen die voorafgaand aan het dienstverband zijn gevolgd.
Uitspraak Rechtbank Gelderland:
Werknemer, een pakketbezorger, heeft tijdens zijn dienstverband op initiatief van zijn werkgever een opleiding tot vrachtwagenchauffeur gevolgd om zijn werkzaamheden uit te kunnen breiden. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Beroepsgoederenvervoer van toepassing.
In artikel 20 van de arbeidsovereenkomst van werknemer is een studiekostenbeding opgenomen, met een gedeeltelijke terugbetalingsregeling. Op grond van dat beding neemt de verplichting van werknemer om de studiekosten terug te betalen, na voltooiing van de opleiding, met het voortduren van de arbeidsovereenkomst naar evenredigheid af. Werknemer heeft na zijn uitdiensttreding de studiekosten aan werkgever terugbetaald.
De werknemer stelt zich vervolgens bij de Rechtbank Gelderland op het standpunt dat hij de studiekosten ten onrechte aan de werkgever heeft terugbetaalt omdat het studiekostenbeding niet geldig is. De eerste vraag die aan de rechter voorligt, is of de opleidingskosten op grond van artikel 7:611a lid 2 BW voor rekening van werkgever komen. De rechter oordeelt dat de opleiding tot vrachtwagenchauffeur niet noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van pakketbezorger. De opleiding valt dus niet onder artikel 7:611a lid 2 BW. Dat betekent dat het studiekosten beding niet om die reden nietig (niet geldig) is.
Toch kan de werkgever geen beroep doen op het studiekostenbeding. Het beding is volgens de rechter niet duidelijk genoeg geformuleerd, de werkgever heeft de werknemer slechts mondeling op het beding geattendeerd en zijn er geen schriftelijke afspraken gemaakt met betrekking tot deze specifieke opleiding. Nu de werkgever zich niet op het studiekostenbeding kan beroepen, moet de werkgever de studiekosten terugbetalen aan de werknemer.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland ECLI:NL:RBMNE:2023:6119):
De werknemer start per 10 oktober 2022 als vrachtwagenchauffeur bij werkgever. Op 27 september en 7 oktober 2022 heeft de vrachtwagenchauffeur twee cursussen gevolgd. De werkgever heeft deze cursussen bij de eindafrekening verrekend met het salaris van de werknemer. De werknemer vordert bij de Rechtbank Midden-Nederland betaling van het volledige salaris. Werknemer stelt dat de cursussen vallen onder het bereik van artikel 7:611a BW.
De rechter oordeelt dat artikel 7:611a BW niet van toepassing is. Op het moment van het volgen van de cursussen was de werknemer nog niet in dienst bij werkgever. Bovendien is artikel 7:611a BW niet bedoeld voor cursussen waar de werknemer over moet beschikken vóór de aanvang van het werk. Het behalen van de cursus was een voorwaarde voor de werknemer om als chauffeur te kunnen werken. In dat geval is er geen sprake van een wettelijke verplichting tot het aanbieden van scholing door de werkgever.
Het studiekostenbeding met een terugbetalingsregeling staat in het bedrijfsreglement van de werkgever. Het is niet duidelijk of partijen de terugbetalingsregeling tijdens het sollicitatiegesprek hebben besproken. Het bedrijfsreglement gold niet voor de indiensttreding van de vrachtwagenchauffeur. Van de werkgever mag worden verwacht dat hij de werknemer voor het aangaan van de terugbetalingsverplichting duidelijk op die verplichting wijst. Dat is hier niet gebeurd. De kosten van de cursussen mogen daarom niet verrekend worden met het salaris van de werknemer. De nabetaling van het salaris tijdens de cursusdagen wordt niet toegewezen.
Indien u vragen heeft over het studiekostenbeding of andere arbeidsrechtelijke kwesties kunt u contact opnemen met Floor Buvelot via f.buvelot@Valegis.com.