Skip to main content

Het komt regelmatig voor dat van werknemers wordt verwacht dat zij (ruim) vóór de afgesproken aanvangstijd op de werkvloer aanwezig zijn. Van een werknemer die om negen uur begint, wordt bijvoorbeeld verwacht dat hij of zij om kwart voor negen aanwezig is zodat om negen uur ook echt met de werkzaamheden kan worden gestart. De vraag die in deze blog besproken wordt, is of deze ‘opstarttijd’ kwalificeert als arbeidstijd waarover de werkgever salaris verschuldigd is.

De bovenstaande vraag speelde in een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 december 2021. Een werknemer van een callcenter startte een procedure tegen zijn werkgever waarin hij salaris vorderde over de opstarttijd (ECLI:NL:RBDHA:2021:16078).  Volgens de bij de werkgever geldende regels moest de werknemer iedere dag tien minuten voor de start van zijn werkzaamheden aanwezig zijn. Stipt om negen uur moest de werknemer klaar zitten om ‘in de lijn te gaan’ en zijn eerste call aan te nemen. Inloggen in het belsysteem was echter pas mogelijk nadat de werknemer eerst in tien andere programma’s was ingelogd. De tijd om deze programma’s op te starten, de ‘opstarttijd’, kreeg de werknemer, volgens hem dus ten onrechte, niet doorbetaald.

Zowel de Rechtbank Den Haag als het Gerechtshof Den Haag stelde de werknemer in het gelijk. Volgens het hof was niet relevant hoeveel tijd de werknemer daadwerkelijk met het opstarten kwijt was. Omdat de werknemer op grond van de regels van werkgever tien minuten voor aanvang van zijn werkzaamheden aanwezig dient te zijn, moet volgens het hof worden aangenomen dat de opstartwerkzaamheden tien minuten in beslag nemen. De tien minuten zijn aan te merken als arbeidstijd, waardoor de werknemer ook recht heeft op salaris over die tien minuten. De werkgever is vervolgens in cassatie gegaan en klaagt over de begrijpelijkheid van de motivering van het oordeel van het hof. De werkgever is van oordeel dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de regels van werkgever niet slechts als een vrijblijvend advies gezien moeten worden en dus niet de verplichting inhouden om tien minuten eerder aanwezig te zijn. Hoewel de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan, heeft de Advocaat-Generaal (“A-G”) wel onlangs zijn advies aan de Hoge Raad uitgebracht. Volgens de A-G (ECLI:NL:PHR:2024:60) kunnen de klachten van de werkgever niet slagen. Het hof heeft namelijk op goede gronden vastgesteld dat de regel om tien minuten voor aanvang van de werkzaamheden aanwezig te zijn, is aan te merken als een voorschrift/verplichting:

  1. De regel is in gebiedende wijs geformuleerd;
  2. De werkgever verwachtte dat de werknemer zich aan de regel hield;
  3. Voor het ‘in de lijn gaan’ is vereist dat bepaalde programma’s worden opgestart;
  4. De supervisor monitorde of de werknemer tijdig ‘in de lijn ging’;
  5. De werknemer werd erop aangesproken als hij dat meermaals niet deed.

Het oordeel van het hof is volgens de A-G begrijpelijk gemotiveerd en behoeft geen nadere motivering. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom om het cassatieberoep te verwerpen en de beslissing van het hof in stand te laten.

Kortom, zowel de lagere rechtspraak als het advies van de A-G leert dat werkgevers voorzichtig dienen te zijn met regels die hun werknemers verplichten om eerder dan de aanvangstijd aanwezig te zijn. Deze ‘opstarttijd’ kan zomaar betaalde arbeidstijd zijn.

Heeft u verdere vragen over doorbetaling van loon? Of heeft u andere vragen met betrekking tot arbeidsrecht? Neemt u dan gerust contact op met de advocaten van het arbeidsrechtteam van Valegis Advocaten.