In de rechtszaak die aanleiding gaf tot de beslissing van de Hoge Raad op 25 augustus 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1131), oordeelde de Hoge Raad over het vraagstuk of de Haviltex-maatstaf contractueel uitgesloten mag worden.
Volgens het Haviltex-criterium is voor de uitleg van een overeenkomst niet alleen de letterlijke tekst van belang, maar ook wat de partijen voor ogen hadden en wat redelijkerwijs van hen verwacht kon worden bij het sluiten van een overeenkomst. Hierbij kunnen alle relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen worden.
Wat speelde er in deze zaak?
Partijen (man en vrouw) hadden bij het afwikkelen van hun echtscheiding een vaststellingsovereenkomst opgesteld om de regeling voor de partneralimentatie vast te leggen. Er ontstond een geschil over de datum waarop de partneralimentatie betaald zou moeten worden. In de considerans van de vaststellingsovereenkomst hadden partijen de volgende bepaling opgenomen:
“Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.”
Met andere woorden, partijen hebben willen afspreken dat bij een eventueel geschil, de rechter de overeenkomst alleen mag uitleggen aan de hand van de letterlijke tekst van de overeenkomst, in plaats van te onderzoeken wat partijen mogelijk bedoeld zouden kunnen hebben. Hiermee weken partijen bewust af van het Haviltex-criterium.
In de vaststellingsovereenkomst was opgenomen dat de partneralimentatie zou eindigen ‘op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021’. De man was van mening dat de alimentatieplicht op die datum zou stoppen. De vrouw was echter van mening dat 24 mei 2022 de einddatum van de alimentatieplicht zou zijn, aangezien zij dan 65 jaar werd en daarmee de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt (op het moment van het sluiten van de overeenkomst was 65 jaar de AOW-leeftijd). Om deze reden verzocht de vrouw om verlenging van de alimentatieverplichting.
Interpretatieconflict: rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad in discussie
De rechtbank volgde het betoog van de vrouw en oordeelde (aan de hand van de partijbedoelingen) dat de alimentatieplicht op 24 mei 2022 eindigde. In hoger beroep hield de uitspraak van de rechtbank geen stand. Het gerechtshof overwoog dat de rechtbank ten onrechte buiten de taalkundige uitleg van de overeenkomst was getreden gezien de beperking in de considerans. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en stelde alsnog de einddatum van de alimentatieplicht vast op 24 mei 2021.
De Hoge Raad sloot zich vervolgens aan bij het oordeel van het hof en oordeelde dat het partijen was toegestaan om een eigen contractuele maatstaf op te nemen en dat deze in acht diende te worden genomen. Daarbij mogen partijen dus bijvoorbeeld overeenkomen dat voor de interpretatie de letterlijke tekst prevaleert boven de partijbedoelingen.
Dit arrest zal mogelijk leiden tot een toename van contracten met een eigen uitlegclausule. De vraag blijft echter of partijen er verstandig aan doen om te clausuleren dat de letterlijke tekst prevaleert boven de partijbedoelingen. Het zou namelijk nadelig kunnen uitpakken voor partijen om zich strikt aan de grammaticale uitleg vast te willen houden, gezien eventuele veranderingen niet uitgesloten kunnen worden.
Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan gerust contact op met de advocaten van Valegis Advocaten.